Er zijn onderwerpen die vaak terugkomen in de winkel. Problemen en vragen over proeflapjes is één van de meest voorkomende. Soms gaat het over de vraag “waarom moet ik een proeflapje maken”, maar vaker gaat het over een beeld dat is ontstaan door slechte ervaringen. Bij veel klanten bestaat het beeld dat wol uitzakt bijvoorbeeld. Dan wordt er meteen gevraagd naar een wol-mix, of dan wordt er gevraagd naar een ander materiaal met als reden “want dat zakt niet uit”.

Als ik doorvraag over proeflapjes komt vaak naar voren dat er geen proeflapje gemaakt is, of dat hij niet goed gemaakt is. Het is ook eigenlijk niet gek, want bij patronen staat altijd “maak een proeflapje en meet je stekenverhouding”. De stap “was je proeflapje en laat hem drogen” wordt in bladen en patronen boeken nog wel eens overgeslagen. Zonde, want dat is nou net de belangrijkste stap bij het maken van een proeflap.

Het belangrijkste punt dat opvalt in de winkel is dat de meeste klanten die een bol wol komen halen het garen behandelen als een product dat “af” is. Het wordt gezien als verf dat je koopt om mee te schilderen. Het probleem is dat wol niet “af” is maar nog midden in het proces zit. Als je kleding naait koop je stoffen en die stoffen was je voordat je begint met naaien. Bij het breien en haken van kleding maken we de “stoffen” en “patronen” in één stap. Ook als je voor en achterpanden apart maakt, je hoeft ze niet meer uit te tekenen en uit te knippen. Na het naaien is je project af. Je kunt de naden stomen of wassen (want het garen kan nog wel werken), maar daarna is het klaar.

Het proces van brei/ haak garen is dus als volgt:

dier/plant -> spinnen -> breien/haken -> dragen

Er zitten veel meer stappen tussen, maar voor het overzicht houden we het even op deze vier stappen. Als je garens koopt zit je net achter stap 2, als je stoffen koopt zit je eigenlijk op stap 2,5.

Tegenwoordig hoef je niets te weten over de materialen en de technieken om aan kleding te komen, en de eerste twee stappen van het schema hierboven zijn uit de algemene kennis verdwenen. Tenzij je er zelf specifiek naar gaat zoeken, of toevallig iemand kent die er zelf (hobbymatig) mee bezig is. Deze kennis is alleen heel nuttig en eigenlijk heel belangrijk als je wil voorspellen hoe je project er uit zal komen te zien. Hier vinden we het nut van proeflapjes.

Hieronder even kort het proces van stap 1 en stap 2 uitgelegd.

Wat voor garen je ook koopt in een winkel, het begon eerst als een vezel, of op een dier, of op (of in) een plant, of het is synthetisch en het is gefabriceerd. Hoe dan ook, het begon als een balletje fluff.

Hierboven zie je een bolletje katoen zoals deze er uit ziet na het drogen. Hieronder krulletjes van een Wensleydale schaap met op de achtergrond machinaal verwerkt lontwol van een Blue Faced Leicester schaap.

De vezels kunnen niet gesponnen worden zoals ze worden gewonnen, eerst worden ze gewassen en worden de stukjes stro ed. er uit gehaald. Dan worden de vezels parallel aan elkaar gelegd (gekamd of gekaard), dan wordt daar een lont van getrokken (foto hieronder is van merinowol), en daarna wordt het gesponnen.

Om het bondig te houden beperkt mijn uitleg zich tot garens die zijn gesponnen en getwijnd (dit zijn garens die je met een spintol of spinnewiel zelf kunt maken). De vezels worden eerst gesponnen in een S richting (tegen de klok in), vervolgens worden meerdere draden, en dit is afhankelijk van het soort garen dat je wilt maken, in Z richting samen getwijnd (met de klok mee). Het aantal draden dat je samen twijnt is bepalend voor de dikte en textuur eigenschappen van een garen. Hier komt de benaming “4-ply” of “4-draads” garen vandaan. Voor normaal sokkenwol wordt bijvoorbeeld een “4-ply” garen gebruikt. Voor dik sokkenwol “6-ply” of 6 draden die samen worden getwijnd.

Zonder in de technische details te duiken: bij het spinnen komt er energie in de draad. De draad wordt gedraaid, maar eigenlijk wil de vezel gewoon terug in zijn oorspronkelijke staat. Deze energie is actief, de draad gaat in zichzelf draaien als je hem loslaat.

Bij het twijnen wordt de tegenover gestelde richting gebruikt. Ook hier wordt energie toegevoegd aan de draad. De hoeveelheid twist (draai) tijdens het spinnen en tijdens het twijnen is niet altijd gelijk omdat dit bepalend is voor de eigenschappen van de draad. Als je nu direct na het spinnen een proeflapje zou breien zou je dit scheefgetrokken lapje als resultaat krijgen.

Er zijn twee manieren om de actieve energie te neutraliseren. Dit is of met wassen/ stomen of met tijd. Het wassen of stomen zorgt ervoor dat de vezels ontspannen. De energie loopt er uit en de vorm wordt “gereset”. Het garen is na het drogen ontspannen en zal niet meer om zichzelf heen krullen als je een draadje pakt.
Een andere manier is tijd. Door gesponnen draad een tijdje te laten liggen loopt de energie er vanzelf uit.

Er is wel een verschil tussen wel en niet wassen. Bij het spinnen worden alle vezels strak tegen elkaar aan geduwd. Bij sommige soorten zit er ook nog wolvet in om het breien makkelijker te maken. Na het wassen gaat de lanoline er uit en ontstaat er een “bloom”. Dit wil zeggen dat de vezels van de draad open gaan staan en de draad er voller uit ziet. Eventuele onregelmatigheden worden daarmee opgevuld en het werk ziet er regelmatiger uit, en het project wordt warmer en meer wind dicht.

dier/plant -> spinnen -> breien/haken -> dragen

Voor naaien geldt dat er na het spinnen wordt geweven. De stoffen die je koopt in de winkel of op de markt zijn over het algemeen niet gewassen tijdens het hele proces. Dus voordat je gaat meten en knippen is het handig om alle energie er uit te laten lopen. Deze energie is van het spinnen en weven en komt niet meer terug als het eenmaal weg is. Dus alleen de eerste wassing is heel bepalend voor de vorm en het resultaat.

Bij breien en haken geldt dat je zelf je textiel gaat maken, het is daarom niet mogelijk je gebreide/ gehaakte stof eerst te wassen want je gaat niet knippen. Dit is dus waarom je een proeflapje maakt.

Bij het verwerken van je draad forceer je hem in een vorm, en net als bij het spinnen komt er energie in het lapje. De draad wil graag terug naar zijn oorspronkelijke vorm, waardoor het lapje gaat krullen. Dit is ook waarom je niet je garen kunt wassen voor het breien, omdat het breien en haken juist energie aanbrengt in het lapje

Hierboven zie je een proeflapje dat net is afgekant. Je ziet duidelijk dat de boven en onderrand, maar ook de zijkanten gaan krullen. Niemand zal dit omschrijven als een ontspannen, draperend stofje.

Het verschil is helemaal duidelijk als je verse lapje naast een ouder (gewassen) lapje legt dat al een tijdje in de winkel hangt.

Als je, je voorstelt dat dit groene lapje je trui is dan kun je hem natuurlijk wel gewoon aan, maar of je het wil of niet, uiteindelijk zal hij er uit zien als het blauwe lapje. Er komt een moment dat de actieve energie er uit loopt, waardoor het lapje zal ontspannen, en losser zal worden. Dit is precies het moment waarop mensen zeggen dat hun trui is “uitgezakt” of “uitgelubberd”, met als gevolg dat het garen de schuld krijgt.

Hoe maak je nou een proeflapje en hoe gebruik je het.

  • Een proeflapje maak je op een maat waarbij je in het midden, ver van de randen 10 x 10 kunt afmeten.

Als je het proeflapje even als voorbeeld neemt dan moet je in het midden een plus teken inbeelden. De horizontale 10cm en de verticale 10cm moeten niet in de buurt komen van de randen. Want de randen zijn altijd anders dan het stuk in het midden. Ook als je het hebt wassen en hebt laten drogen is de stekenverhouding bij het begin en eind anders. Bij voorkeur is je proeflapje dus vierkant en niet rechthoekig en het liefst 20×20 maar nog liever 30x30cm groot. Zo weet je zeker dat je alleen de maat in het midden meet.

  • Behandel het lapje zoals je, je trui straks wil behandelen.

Als het garen (net als wat ik gebruik) er nat heel anders uitziet dan droog dan kun je dat beter nu weten dan tijdens de eerste wassing van je trui. Misschien geeft een kleur af, dan kun je dat ook beter nu weten dan wanneer je al een kleurwerk trui hebt gebreid.

  • Bewaar je lapjes en schrijf er bij wat het is en wat je gebruikt hebt.

We hebben in de winkel een grote hoeveelheid proeflapjes waar verschillende garens en afmetingen voor zijn gebruikt. Het is altijd handig om te kunnen zien wat voor garens er zijn gebruikt en wat voor stekenverhouding. Ook voor later, als je een lapje hebt met een labeltje er aan hoef je nooit meer opnieuw dat lapje te maken.

Het proeflapje in de praktijk:

Voor dit artikel heb ik een proeflapje gemaakt om te laten zien wat het verschil kan zijn op 10 x 10cm. Mijn proeflapje is gebreid van Lang Yarns Merino 120 op pennen 4. Op de bol staat het volgende: 50 gram ca. 120m, naalden 3,5 – 4,5mm, stekenverhouding 22 x 32.

De stekenverhouding van mijn lapje voor het wassen is: 24 x 34 op 10 x 10cm op 4,0mm

V

Tijdens het wassen is het proeflapje ineens heel erg gegroeid, slap en helemaal doorschijnend.

V

Na het drogen is het lapje weer mooi, de steken liggen weer netjes tegen elkaar aan, maar de stekenverhouding is nu 22 x 31,5 op 10 x 10 cm.

Het verschil tussen ongewassen en gewassen is 2 steken en 2,5 toer per 10cm.

Op 10 cm is dit weinig, maar op een trui met een omtrek van 80-120 is dit heel veel. Omgerekend is dit 16 steken verschil op een omtrek van 80cm en 24 steken op een omtrek van 120cm. Dat is respectievelijk 7,2 cm en 10,9cm groei in de breedte. De lengte heb ik even achterwege gelaten vanwege de lengte van de trui, maar in de mouwen zullen met 2,5toer per 10cm ook flink schelen.

Als je je proeflapje hebt gemaakt, gewassen, hebt laten drogen en je hebt daarna de stekenverhouding opgenomen, kan het zijn dat je werk er tijdens het breien/ haken wat strakker uitziet dan wanneer het af is. Een proeflapje maken is een soort “toekomst kijken”. Het zou kunnend dat je hem tijdens het maken iets te strak vindt zitten bij het aan proberen, maar vertrouw op je proeflapje, was na het maken je trui op dezelfde manier als je lapje en het komt echt goed!

Written by

lilirious

Breifanaat, haakgek, vezelverslaafd.. meer van dat soort dingen :)