In het tweede deel van onze muts tutorial gaan we het hebben over kleurwerk. Voor deel 1 over de opzet en de boord klik je HIER. Kleuren kiezen is heel leuk, tot je er tijdens het breien achter komt dat het niet helemaal wordt zoals je het in gedachten had. Hoe kan dit? En nog belangrijker: hoe voorkom je dit!

We gaan het ook een aantal technieken bespreken waarmee je ervoor kunt zorgen dat je altijd kleuren kiest die goed werken en voorkomen dat je breiwerk rimpelt. Hieronder nog even een kort GIFje van hoe je de backward loop cast on gebruikt, want die was ik vorige week vergeten.

De backward loop cast on

Natuurlijk heb je je kleurtjes al uitgezocht, maar hoe zorg je ervoor dat je kleuren mooi bij elkaar passen. Soms is het moeilijk het totaal plaatje te zien, en de bollen naast elkaar te vertalen in de kleuren in je breiwerk.

Als je zo naar het plaatje kijkt lijkt het een succes. De kleuren gaan mooi in elkaar over, er is genoeg contrast tussen de drie kleuren.

Als je nu gaat breien met deze kleurtjes zie je dat de combinatie eigenlijk helemaal niet zo goed is. De tweede kleur en de hoofdkleur liggen te dicht op elkaar waardoor het patroontje bij kleur 2 bijna helemaal wegvalt. Het is soms moeilijk te zien of de kleuren matchen of niet. Soms liggen twee kleuren ook ver genoeg uit elkaar vanwege de kleur (zoals bijvoorbeeld rood en blauw), maar zien ze er in het werk toch niet helemaal lekker uit. Om dit te voorkomen moeten we het even hebben over “value” of kleurwaarde.

De kleurwaarde is door het menselijk oog het beste te zien in grijswaarden. Als je de eerste foto pakt en de kleuren er uit haalt zie je dat de grijze en de mint kleurige bijna gelijk lijken op de zwart/wit foto. Dit verklaart waarom de mint kleur wegvalt tegenover de hoofdkleur. Als we nu die andere foto ook in grijswaarden laten zien, zie je dat je bijna het patroon niet meer kunt zien. Dit geeft aan dat de waarde van de grijze kleur en mint kleur bijna gelijk is, waardoor je het patroon niet meer goed kunt zien. Oeps!

Van dichtbij zie je natuurlijk kleurverschil, maar vanaf een afstand, en met minder goed licht zal het verschil veel minder goed te zien zijn.

Als je de kleuren wel heel mooi vindt kun je ook de achtergrond kleur aanpassen. Omdat de mint en de grijze kleur gelijk zijn van waarde kun je het grotere vlak (achtergrond) best van de mint kleur maken, zolang je de kleine vlakken (het patroon) van een kleur maak waar meer contrast in zit. Dit had in mijn geval ook donkergroen kunnen zijn, maar hier had ik niet genoeg van over helaas.

Als je de kleuren er hier uit haalt zie je dat donker groen waarschijnlijk een mooiere combinatie was geweest, maar op zich is dit ook niet slecht dus ik ben tevreden 🙂

Nu we de kleuren besproken hebben is het belangrijk het nog even te hebben over de techniek. Zoals ik al heb aangegeven gaan deze post vooral over het gebruik van de magic loop. Natuurlijk kun je dit patroon ook gewoon breien met een 40cm kabel of met 2 puntige breinaalden. In alle gevallen geldt dat je bij het inbreien ervoor moet zorgen dat je de draad genoeg lengte geeft zodat het werk niet naar binnen trekt. Normaal gesproken brei je 1 draad en je breit elke keer 1 steek. Er loopt niets mee wat te strak of te los kan zijn. Natuurlijk let je op je draadspanning zodat alle steken ongeveer even groot worden (en niet los en strak), maar je moet er dus ook op letten dat je de tweede draadspanning ook gelijk houdt.

Als je met twee kleuren breit is er één de hoofdkleur en de ander is je contrast kleur. De kleur waar je niet mee breit wordt achter de gebreide steken meegenomen en heet in het Engels een “float”, ofwel een drijvend (of zwevend) draadje. De draad die niet wordt gebreid heeft een andere lengte dan de draad die wel wordt gebreid, daarom is hij (als je net begint met kleurwerk) soms te los en soms te strak. Dit kan resulteren in hele grote of hele kleine contrast steken, en dit willen we dus voorkomen

Als je met één kleur breit maakt het niet uit of je werk wat op elkaar zit, de naald bepaalt de dikte en je draadspanning heb je makkelijk onder controle omdat het gaat om één draad. Wanneer je twee draden hebt die niet gelijkmatig worden gebruikt (zoals te zien op het plaatje hierboven), dan is het belangrijk dat je zelf de draadspanning van je contrastkleur aanpast. De beste manier hiervoor is om de zoveel steken (vaak na een wisseling) de gebreide steken op de rechter naald even recht te trekken en te manipuleren. (Op het GIFje hieronder kun je zien hoe ik tussen de kleurwisselingen door de boel een beetje recht trek en ervoor zorg dat de steken niet te strak zitten)

Het is natuurlijk mogelijk om kleurwerk per kleur te doen. Dit wil zeggen dat je niet meteen twee kleuren tegelijk doet, maar één voor één. Je begint met je hoofdkleur en breit alleen de hoofdkleur van de toer. De andere kleur sla je over, dus je breit deze steken niet, je zet ze op de rechternaald en je gaat gewoon verder met kleur 1. Je moet hierbij ook de draadspanning corrigeren, maar het verschil is dat je elke keer maar één draad tegelijk hoeft te corrigeren. De volgende toer doe je de contrastkleur, waarbij je de hoofdkleur steken overslaat (die heb je net gebreid), en alleen de contrastkleur steken (die je niet had gebreid) breit. Het is dus zeker mogelijk om ook als beginner, mooie kleurwerk patronen te breien.

Op de foto zie je dat de steken niet bol staan en het werk plat ligt. Als de “floats” te strak zitten dan zal het werk dat ervoor zit “bol” gaan staan of rimpelen. Bij kleine projecten of bij magic loop projecten is het soms lastig om (vooral bij de wissel van de naald) de floats netjes te krijgen, waardoor de steken kunnen gaan vervormen.

Om dit te voorkomen kun je je werk binnenstebuiten keren en zo verder breien. Je werkt daarbij niet op de voorste naald maar op de achterste naald (de kabel komt dan aan de voorzijde te liggen). Het belangrijkste verschil tussen hoe je normaal breit en binnenstebuiten, is dat de omtrek binnen je werk natuurlijk kleiner is dat de omtrek buiten je werk. Als je je floats buitenom laat lopen zullen ze van nature langer worden dan wanneer ze binnen lopen. Zo heb je ook bij de wissel van je naalden dat de draad netjes aan de buitenkant van je werk loopt.

Het GIFje hierboven laat zien hoe dat er dan uit ziet. Blijf vooral de steken recht trekken terwijl je breit en wisselt. Het kan voorkomen dat je toch bij het kleurwerk stukje of strakker gaat breien of losser, neem in dat geval een kleinere of grotere naald voor het kleurwerk stukje en probeer het dan nog een keer.

Zo zijn we bij het eind gekomen van het tweede deel. Volgende week gaan we het hebben over minderen, het maken van pompons, het netjes inwerken van de eindjes en blocken!

Written by

lilirious

Breifanaat, haakgek, vezelverslaafd.. meer van dat soort dingen :)